Er waren geen handhavers, geen demonstraties, geen ziekenhuizen, geen artsen, geen spandoeken, geen vliegtuigen, geen medicijnen, geen mondkapjes. Er was niets. Alleen de overgave aan de dood.

Het beeld van de aangespoelde dode zeedieren aan een strand in Rusland, heeft zich genesteld in mijn hoofd en hart. Een modderig zwart hoopje dieren, slap, doods, op elkaar liggend, hier en daar strekte een tentakel zich nog uit. Alsof de tentakels van de dode slappe inktvissen een laatste poging hadden gedaan het leven in zee te redden. Het is de stilte van deze aangespoelde dode dieren die blijft schreeuwen in mijn gedachten.

Misschien hebben ze nog gesparteld, misschien hebben ze nog een poging gedaan zich te redden, misschien hebben ze een noodkreet doen uitgaan naar de mensheid. We hebben ze alleen niet gehoord. Niet eens gezien. Of wel gezien en gedaan alsof ze er niet waren. Alsof ze niet bestonden.

Geen stem, geen betekenis
Het nieuws duidt in alles op dat laatste, alsof het leven van al deze dieren geen betekenis had. Het journalistieke verslag ging immers niet over het lijden dat er zich in de zee moet hebben afgespeeld, nee het ging over hoe surfers en zwemmers misselijk waren geweest, hoofdpijn hadden gehad of zich wat ziek hadden gevoeld. Naar hun stem werd geluisterd.

Over de oorzaak van de ramp deden verschillende verhalen de ronde. Sommige beweerden dat het gif was, anderen dat er een teveel aan algen was, wat weer anderen in twijfel trokken en afdeden als een rookgordijn. Wat het dan ook was: het doodde duizenden, duizenden, duizenden onschuldige zeewezens. Het liet een dode zee achter.

Het is een schril contrast met het corona-leven van de mensheid anno 2020. Vaccins worden ontwikkeld, mondkapjes verspreid, lock-downs afgeroepen, ziekenhuizen uit de grond gestampt om zoveel mogelijk mensenlevens te sparen. Kosten nog moeite worden gespaard. Miljarden worden geïnvesteerd. Ook ik draag een mondkapje, zit momenteel in quarantaine vanwege twee dochters die het virus bij zich dragen en ben voorzichtig met mijn oudere ouders om er voor te zorgen dat ik hen niet aansteek.

Maar wie spreekt er voor de zee? Wie spreekt er voor de octopus? Wie spreekt er voor de zee-egel? Wie spreekt er voor het zeewier? Wie spreekt er voor al wat leeft maar geen menselijke stem heeft? Wie laat zich horen voor hen die willoos zijn overgeleverd? Het zijn vragen die mij steeds meer bezig houden, waar ik niet direct een antwoord op heb, maar die ik niet meer kan negeren.

Wat als de octopus, de walvis, het hert, het oerwoud, de zee, het bos en al wat leeft mee zouden kunnen stemmen in de verkiezingen vandaag de dag, wat zou hun stem dan zijn? Voor wie zouden zij opkomen? Voor zichzelf? Voor ons, de mens? Voor hun nageslacht?

Uitputting van de aarde en de mens
Miljoenen jaren is de aarde bevolkt geweest door mensen die in staat waren in evenwicht te leven met al wat er was op aarde. In korte tijd is de mensheid erin geslaagd al wat leeft te onderdrukken en naar haar hand te zetten wat niet heeft geleid tot meer vitaliteit en leven op aarde, maar eerder tot uitputting met de dood als gevolg. Een uitputting die we zelfs in ons eigen menselijk leven steeds meer en meer herkennen en erkennen.

Of zoals de Franse filosoof Bruno Latour het omschrijft: ‘We hebben de aarde te lang gezien als een onuitputbare bron, en de mens als een wezen dat tegenover de natuur staat. Pas als we onszelf radicaal anders gaan verhouden tot de aarde en haar bewoners, kunnen we met nieuwe oplossingen komen’.

Als we in staat zijn de stem mee te laten klinken van alles wat we niet horen, welke keuzes maken we dan? Wat als we naar de stille stemmen durven te luisteren? Wat als we hen meenemen in onze beslissingen, in het leven dat we leiden, in alles wat we doen en laten?

Het is op zijn minst een boeiend gedachte experiment dat ons uitnodigt ons menselijk perspectief te overstijgen en nieuwe keuzes te maken. Dat zal niet altijd gemakkelijk zijn. We zijn als mens geneigd te denken in korte termijnen en snelle resultaten. Vanuit dat paradigma denken we dat het niet zo’n vaart zal lopen.

Nieuw perspectief: zeven generaties vooruit
Maar wie het lange termijn perspectief omarmt ziet iets anders. Die ziet een wereld waarin je je langzaam begint af te vragen op wat voor aarde je achterkleinkinderen hun eerste stappen zullen zetten. Wat is er dan over van de zee? De bossen? De aarde? En wie nog een stap verder durft te gaan en niet alleen het lange termijn-perspectief hanteert maar ook een perspectief dat al het leven omvat, en dus niet alleen het menselijk perspectief, vraagt zich waarschijnlijk af wat er gaande is. 

Wellicht kunnen we ons laten inspireren voor een nieuw perspectief op leven door de Native Americans. Zij stelden dat je bij elke keuze die je maakt zeven generaties vooruit dient te denken. Om het iets dichterbij te halen:  dat zijn dus de achterkleinkinderen van je achterkleinkinderen van je achterkleinkinderen. Kinderen dus, zouden de Native Americans zeggen. Ook voor hen hebben we een verantwoordelijkheid. Ook voor hen dienen we te zorgen. Misschien brengt dat inzichten die de mens niet afsluit van haar verbondenheid met al wat leeft, maar die verbondenheid inclusief maakt. Opdat we zo werkelijk in staat zijn een nieuwe stap te zetten naar een nieuw mens, wereld- en natuurbeeld.

De eerste stap kan zijn om te ontdekken wat natuur betekent in je leven, hoe je je er toe verhoudt en hoe je je er mee kan verbinden. We zijn immers nooit te laat om te leren. Om te leren van ons eigen menselijke falen. Pas als we vallen en weer op durven te staan, is er hoop. Voor de aarde en al wat er samenleeft.

We zijn natuur. We zijn de aarde zelf. Inclusief de dode aangespoelde zeedieren aan een verre kust. Het wordt tijd te luisteren naar de stille stemmen die schreeuwen. Dat begint misschien bij het luisteren naar onze eigen innerlijke stille stem en deze in verbinding brengen met al wat leeft op aarde. Zodat we hen die niet spreken, ook kunnen gaan verstaan.

Ik wens iedereen een mooie stille herfsttijd toe. Een tijd die zich bij uitstek leent om je terug te trekken, te bezinnen, de stilte toe te laten. En er naar te luisteren. Wie weet hoor je dan de bomen, planten, vogels en al wat leeft zachtjes fluisteren.

Afgelopen vrijdag verscheen er interview in de Gelderlander over de natuur, het verbinden en het mens-zijn in tijden van crisis en de tijd die daarna komt waarin we hopelijk de aarde meenemen in de keuzes die we maken.

Ondanks de rampspoed die over de wereld raast ken ik veel mensen die
ook genieten van deze periode van rust, inkeer en stilte. Zelf behoor ik
ook bij deze groep. Maar mag dat wel? Genieten van het leven in een
tijd dat zoveel mensen angst, stress en wanhoop ervaren?

Of je jezelf geluk toestaat hangt af van het paradigma waarmee je
naar de wereld kijkt. Het idee dat je niet gelukkig zou mogen zijn komt
voort uit het paradigma waarmee we al vele jaren leven, namelijk het
idee dat het leven gelukkig zou moeten zijn. En als het leven –
zoals nu- door een ramp wordt overspoeld zou dat het idee ‘geluk’
wegvagen en zou er dus geen sprake meer mogen zijn van geluk. En dan
treft ons een gevoel van schaamte of verlegenheid wanneer we dat wel
ervaren. Precies dat gevoel dat veel mensen in de ‘gelukscultuur’
ervaren als ze ongelukkig zijn. Alsof ze dat niet mogen zijn, alsof ze
zich dienen te schamen over hun gevoel omdat ze het levensgeluk toch
zelf in de hand hebben?

Het opdelen van het leven in gelukkig of ongelukkig, zoals de
opgelegde gelukscultuur dat al jaren doet, is de oorzaak van het idee
dat je niet gelukkig zou kunnen zijn in tijden van rampspoed. Het
paradigma van dualiteiten zorgt er namelijk voor dat we niet meer in
staat zijn de meerstemmigheid en veelzijdigheid van het leven zelf te
kennen, herkennen en erkennen.

Het leven dat door de kieren en gaten van het opgebouwde
geluksraamwerk heen weet te wringen en nu voor verwarring zorgt.
Misschien zoals het virus zelf bij ons naar binnen dringt en het
lichaam in verwarring brengt. Daarmee legt het virus niet alleen onze
fysieke menselijkheid bloot maar ook de dogma’s van de gelukscultuur
waarvoor we eerder misschien blind waren geworden. Het dogma dat het
leven gelukkig dient te zijn waardoor het ongeluk en depressiviteit in
de hand werkt.

Het wordt tijd dit paradigma te vervangen voor een alomvattend
perspectief waarbij het leven niet wordt opgedeeld in geluk of ongeluk,
maar waarbij het leven in al zijn facetten geleefd en beleefd mag
worden. Met pijn, geluk, verdriet, genot, woede en genegenheid. Het zijn
gevoelens die aan het leven voorbij trekken en die we kunnen ervaren.
In welke omstandigheid we ook verkeren. Dus ook als we -zoals nu- in een
onbestemde wereld zijn beland waarvan niemand weet welke richting zij
vaart en het land van bestemming onbekend is.

Dan nog kunnen we de zin van leven ervaren: hoe de zon op ons gezicht
straalt, hoe bladeren aan de boom wiegen in de wind, hoe de glimlach
van een voorbijganger ons raakt, hoe de stilte in de dagen ons ruimte
geeft om te genieten van koffie in de ochtend, een wandeling in de
buurt. Daar hoeven we ons niet schuldig over te voelen, ons niet voor te
schamen, of ons ongemakkelijk over te voelen. Geenszins.

Misschien is het feit dat we het stille en verkleinde leven toelaten
en ervan genieten wel een teken dat we iets in het leven dat we hiervoor
hadden over het hoofd zagen. Het leven dat gericht was op een leven vol
activiteiten, ontmoetingen en reizen. Misschien komen we erachter dat
het leven ook vol kan zijn in zichzelf, in al die kleine momenten.

En als we dat in kunnen zien, dan kunnen we misschien ook het
paradigma vaarwel zeggen dat ons al zo lang gevangen houdt. Het
paradigma van het streven naar geluk. Alsof het leven altijd op de
toppen van geluk kan varen. Laten we dat vervangen door een perspectief
van het kleine leven, het leven zoals het in al zijn facetten te ervaren
is, ook in tijden dat de toekomst onzeker is, het leven klein en er
doden te betreuren zijn.

En als dat kleine leven op die manier bijdraagt aan een wereld waarin
de liefde voor elkaar, de aarde, de natuur en alles wat daarop leeft
met meer aandacht gevoed wordt, dan kunnen we misschien later nog
dankbaar zijn voor de rampspoed die met covid 19 over de aarde werd
uitgestort.

Omdat het ons wakker heeft geschud in ons menselijk zijn, in wie we
als mens werkelijk zijn. Geen maakbaar product gericht op geluk, maar
een mens vol meerstemmigheden, gevoelens en gedachten. Die hopelijk in
alle facetten en gebeurtenissen de zin van het leven of anders gezegd de
levenszin weet aan te boren en te voeden. En zo samenvalt met het
werkelijke leven zelf. En daarmee de aarde koestert zoals de aarde de
mens.

Juist in deze tijd voel ik de behoefte om te schrijven. Om mij uit te drukken in woorden. Misschien omdat ik probeer niet te verdrinken in het tijdperk waarin we ons nu bevinden maar op zoek ga naar strohalmen, bootjes en drijfbanden om zo al drijvend de kust van de toekomst te bereiken.

Deze column is daar wederom een poging toe. Want het is natuurlijk de vraag of dat lukt met woorden. Toch is iedere roman, ieder gedicht, ieder verhaal een poging daartoe. Een poging te bevatten, te duiden, te verwoorden wat een menselijk leven zoal behelst, ook als de wereld verandert of als hij – zoals nu – in een crisis verkeert. Voor mij kenmerkt deze tijd zich vooralsnog in een woord: verwarring.

Volgens de Dikke van Dale betekent ‘verwarring’, ‘chaos’ of een ‘ordeloze warboel’.  Die laatste twee woorden geven misschien wel het beste weer wat ik bedoel als ik schrijf dat ik in verwarring ben. Het voelt alsof er van alles borrelt, bruist en dwaalt in mij. Zonder dat ik er orde in aan kan brengen, zonder dat ik er grip op krijg. De warboel bestaat uit veel vragen en gedachten. In welk tijdperk zijn we aangekomen? Hoe komen we er weer uit? Wat gaan we doen? En al deze gedachten raken aan zoveel verschillende thema’s.

Verwarring: klimaat?
De lucht is schoner. De lucht is veel schoner. Waar de jongeren vorig jaar nog eindeloos voor door de straten van de wereld moesten marcheren maar niet voor elkaar kregen, doet het corona virus in enkele weken. Mensen met astma kunnen weer ademen, wilde dieren laten zich zien op de snelweg en er zwemmen weer vissen in de wateren van Venetië. Hoeveel levens redt het corona virus doordat mensen niet meer ziek worden van de vieze lucht die zij in ademen? Als we iedere dag de doden zouden tellen van luchtvervuiling waar zou de teller dan op uit komen?

Warboel: doden tellen?
We tellen iedere dag de doden. Maar wat zijn dat voor doden? Kunnen we wel doden tellen? Hoeveel waren er niet gestorven als ze geen corona hadden gekregen? Hoeveel mensen sterven er doordat zij geen behandeling krijgen in het ziekenhuis nu corona patiënten hun plek innemen? En hoeveel doden zouden we iedere dag tellen als we de mensen met honger, de vluchtelingen en uitgebuite arbeiders in sloppenwijken mee zouden tellen? Er overlijden per dag duizenden mensen aan omstandigheden waar we wellicht iets aan zouden kunnen doen. Deze doden tellen we niet. Zijn deze doden minder waard?

Verwarring: solidariteit?
We zijn behulpzaam en lief voor elkaar. We sturen kaartjes naar eenzame ouderen. We klappen voor verpleegkundigen en artsen. Maar klappen we voor hen? Of klappen we om onze eigen angst te bezweren, klappen we omdat we hopen dat ze het volhouden zodat wij als we ziek worden ook de zorg krijgen die we nodig hebben? En rijden we na het klappen vervolgens naar het strand omdat thuis blijven toch echt te veel is gevraagd? Hoe vinden we een vorm voor solidariteit in tijden van crisis?

Warboel: staat?
De staat vaardigt maatregel naar maatregel uit. En wij het volk luisteren gedwee. We laten ouderen alleen in hun kamers, met pijn in ons hart bezoeken we hen niet. We kunnen niet anders. De angst heeft ons in de greep. De angst voor het virus dat we niet zien maar dat er wel is. Welke lange termijneffecten heeft deze ingreep van de staat op de vrijheid van ons leven? Hoever reikt straks de arm van de macht van de staten? In China worden mensen door middel van apps gecontroleerd op hun gezondheid. De staat dringt verder en verder door, tot in onze cellen, net als het virus. Is het staatsvirus misschien uiteindelijk dodelijker dan het coronavirus?

Verwarring: eigen belang?
Criminelen verkopen stofkapjes voor mondkapjes. Bedrijven bewaren een geheim recept waarmee mensen gered zouden kunnen worden. Uiteindelijk gaan ze overstag maar wel met voorwaarden, ze houden de macht bij zichzelf. Waarom het niet gewoon delen in het belang van de gezondheid? Ik denk aan de Tweede Wereld Oorlog waarin mensen geld verdienden aan de joden vervolging en zelfs aan de vergassing van joden. Bedrijven die gas ontwikkelden en leverden om zoveel mogelijk joden in een keer te kunnen vermoorden. Misschien is dit een te grove vergelijking, maar doet het bedrijf dat het recept onthoudt niet hetzelfde? Nee, ze doden niemand direct, maar ze onthouden wel een recept dat levens kan redden. Onder de streep gaat het om de vraag wie er blijft leven en wie er doodgaat door bewust handelen. Of is het al te gemakkelijk om bedrijven te veroordelen en ben ik zelf ook schuldig aan de dood van velen omdat ik kleren draag die door uitgebuite arbeiders zijn genaaid, een mobiele telefoon heb met stoffen uit de mijnen in Congo?

Warboel: moeder aarde?
‘Het is een signaal aan de mensheid van moeder aarde,’ roepen de spirituele leiders. Het is een oproep om ons met de natuur te verbinden, de stilte op te zoeken. Te zorgen voor de aarde waarop we leven. Het zou kunnen. Maar vooralsnog zie ik geen tekenen dat we dat op de langer termijn ook echt gaan doen. We onthouden ons voor even maar verlangen vooral naar het leven dat we leidden voor deze crisis. Ik zie nog geen initiatieven om de stilte voort te zetten. Plannen om werkelijk te zorgen voor de aarde. Kunnen we in ons moderne leven werkelijk luisteren naar wat de aarde nodig heeft? En kunnen we werkelijk terug naar een leven in verbinding met moeder aarde? En hoe dan?

Verwarring: angst?
We zijn vooralsnog bang. Bang dat dit virus ons hele systeem plat legt en we niet meer in staat zijn ons leven te leiden. Het leven dat we gewend waren. Dat ons zo vertrouwd is. Misschien zijn we een vluchteling geworden in eigen land. Alleen met dit verschil. We hebben geen uitvlucht. We kunnen nergens heen. Er is geen veilige haven. We hebben alleen onszelf. We kunnen alleen op onszelf afvaren. Op wie we zijn. En begrijp me niet verkeerd, ik heb deze angst ook. Ook ik heb drie kinderen groot te brengen: wat staat mij als moeder te wachten? Welke toekomst hebben mijn dochters? Wat als het virus muteert en ook jongeren treft? De eerste 16 jarige is in enkele dagen tijd in Frankrijk overleden als gevolg van het virus. Hoe beteugelen we de angst?
 
Warboel: de dood?
Kunnen we de dood nog accepteren? Kunnen we aanvaarden dat de dood bij het leven hoort? Zijn we in staat de dood te omarmen als hij ons tegemoet treedt? Of moet hij kostte wat kost van ons vandaan gehouden worden ook al vraagt dit veel van iedereen die zich inzet om de dood van ons weg te houden? Ook al vraagt dit van ons niet bij onze dierbaren te zijn als zij lijden?  De dood hoort bij het leven. Zonder leven bestaat de dood niet. Misschien geldt dat ook wel andersom? Zonder dood bestaat het leven niet? Zijn we zo bang voor de dood geworden dat onze angst daarvoor ons nu in de greep heeft?

Verwarring: een begin?
Misschien is constateren dat ik in verwarring ben een begin. Een begin om uit de ordeloze warboel een weg te vinden. Een begin om de menselijke waardigheid te behouden in een tijdperk waarvan niemand weet waarheen het gaat. Een begin om in een bootje te stappen, rond te kijken en verder te varen. Richting een onbestemd land. Ik heb de woorden om mee te roeien. En ik hoop dat met iedere roeislag ik een vergezicht ontdek. Iets dat richting geeft.

Want ondanks alle verwarring weet ik dat leven een keuze is. In al mijn verwarring voel ik dat heel scherp. Een keuze om te zoeken naar mogelijkheden om de vrijheid van het leven vorm te geven. Te omarmen wat er gebeurt en daarin een nieuwe weg te ontdekken. Roeien met de woorden die mij gegeven zijn is een begin. Een begin om in vrijheid mens te zijn. Mens te zijn in deze uitzonderlijke tijd. Op zoek te gaan naar menselijke waardigheid ook al lijkt alles waarop we ons leven hadden gebouwd in een te storten. Dat is geen gemakkelijke opgave. Maar door te beginnen met zoeken, is er in ieder geval een begin. Misschien vinden we zelfs nieuwe woorden om het menselijk leven in uit te drukken en leidt deze periode tot werkelijke solidariteit, ook tot ver over onze landsgrenzen heen.

Het afgelopen jaar heb ik mij meer en meer verdiept in het aanwezig zijn in de natuur. Op lange wandelingen dwaal ik door Het Nationaal Park De Hoge Veluwe waarin de bomen, het mos, de grond, de lucht, de geluiden van ruisende bladeren, zingende de vogels, het spel van donker en licht, de wolken en het zonlicht mijn enige metgezel zijn.

Steeds weer ervaar ik hoe ik zelf onderdeel ben van deze wonderlijke wereld die we natuur noemen maar die we ook zelf zijn. De natuur is niet iets dat buiten ons staat, de natuur is niet iets waarin we ons begeven, de natuur is onderdeel van wie wij zijn en wij zijn onderdeel van de natuur.

Ons verbinden met de aanwezige natuur leert ons hoe we verbonden zijn met een boom, een voorbijtrekkende wolk of ruisend blad. En als we dat kunnen, die verbinding kunnen voelen, dan kunnen we ook weer ervaren wie we als mens zelf zijn, hoe we zelf onderdeel zijn van deze wonderlijke wereld en wat we als mens in deze wereld komen doen. We kunnen door een vallend blad, een windvlaag op de wang of een zonnestraal in het gezicht de deur openen naar onze eigen drijvende krachten, naar wat ons bezield, wat ons aanspoort ons eigen leven vorm te geven.

Dit klinkt misschien wat vaag… hoe doe je dat?  is de vraag die ik dan ook vaak als eerste te horen krijg. Door het openstellen van al je zintuigen is daarop mijn eerste simpele antwoord. Voel, ruik, kijk, hoor en proef het bos, de bomen, word je bewust van de zachte grond onder je voeten, tast met je vingers de boomschors af of ruik de overgang van loof naar dennenbos. Dompel je onder in de wereld van het bos. Het enige wat je zelf hoeft te doen is werkelijk aanwezig te zijn en misschien, en dat klinkt wat vreemd maar probeer het maar eens, je open te stellen en te kijken of je het bos werkelijk toe kan laten. Of je werkelijk kan ontvangen wat het bos je geeft.

De natuur is immers een meester in het geven. De natuur geeft onbaatzuchtig, zonder doel, zonder verlangen. Dat geven zonder doel of verlangen dat is een vorm van geven die we misschien door de tijd heen verleerd zijn. Onze cultuur is op de een of andere manier lijnrecht tegenover de principes van de natuur komen te staan. Het is een cultuur van verlangen geworden, een cultuur die misschien lange tijd zinvol was maar die zich steeds meer en meer tegen ons lijkt te keren.

Het eeuwige verlangen schenkt ons immers geen levensvreugde maar jaagt ons op. Het laat ons geloven dat als we succesvol zijn, als we iets bereikt hebben, als we in een bepaalde auto rijden, als we een bepaalde fiets hebben of bepaalde reizen hebben gemaakt we iets zijn, we er toe doen en dat als we dat bereikt hebben we dan pas werkelijk een echt mens geworden zijn. En dus doen we ons uiterste best om al die zaken te bereiken omdat we denken dat als we het bereikt hebben we eindelijk gelukkig zijn. Maar dat is nooit voor lang. Al snel borrelt er een ander verlangen op naar iets nieuws, iets anders, iets beters. Een mooiere auto, een snellere fiets, een groter huis, een nieuwe reis.

Dit gecultiveerde verlangen is een systeem geworden waarop onze economie draait en waarin we allen op de een of andere manier gevangen zitten. Hier en daar begint het systeem scheuren en barsten te vertonen maar eigenlijk hebben we geen idee hoe we een ander systeem daarvoor in de plaats kunnen stellen omdat we misschien zelf niet weten hoe we op een andere manier ons leven in kunnen richten. Kunnen we met minder? Kunnen we genoegen nemen met een wandeling in het bos in plaats van een verre reis?  En wie zijn we dan als mens? Welk verhaal vertellen we dan over onszelf?

Misschien is het tijd voor nieuwe verhalen over het menselijk zijn, over wie we als mens willen en kunnen zijn. Ieder voor zich zal daar een eigen invulling aan moeten geven. De vraag is wel of ons nog heel veel tijd gegeven is. De aarde schreeuwt om aandacht. Dat kunnen we overlaten aan de mensen die afreizen naar de klimaattop zoals onlangs in Polen maar we kunnen ook bij ons zelf te raden gaan en kijken hoe we de aarde tegemoet kunnen treden en de natuur werkelijk weer kunnen omarmen. Wie zich eenmaal op dat pad begeeft, zal zich misschien net als ik meer en meer verwonderen.

IMG_1038

De boom of het het bos naast je deur herbergt immers duizenden geheimen die je wellicht nog niet ontdekt hebt. Ik kan soms twee uur lang wandelen en ben dan slechts een paar honderd meter verder gekomen. Het gaat mij niet om de afstand die ik afleg, het gaat mij om het samen zijn met het bos, de verwondering over een takje op de grond, het zachte mos in mijn handen, de bomen die zich over mij heen buigen, de takken die wuiven in de wind. Daar hoef ik niet duizend kilometer voor af te leggen dat vind ik hier in het bos in mijn eigen land of zelfs in mijn eigen achtertuin waar planten hun groene bladeren laten wuiven en de takken hoewel kaal in de winter al weer een belofte van een nieuwe knop met zich meedragen. Het samenvallen met de natuur om mij heen schenkt mij niet alleen verwondering maar ook een innerlijke rust die ik eerder nog niet kende. Ik baad en waad in het bos en word langzaam opgenomen in de wonderlijke wereld van het bos. Vaak krijg ik nieuwe ideeën voor romans of mooie zinnen aangereikt tijdens een boswandeling. Het bos voedt mij met inspiratie.

De natuur geeft onbaatzuchtig maar wij hebben deze kunst van het geven ook in ons. Misschien zouden we om de scheuren en barsten in het huidige systeem wat op te rekken en openingen te creëren voor nieuwe wegen, ons in de cultuur van het geven kunnen verdiepen. Wat hebben we te geven? Wat willen we graag geven? Wat kunnen we geven? En dat hoeven juist geen cadeaus of ingewikkelde grootse dingen te zijn. Het kan heel simpel en eenvoudig. Zoals de bomen ons van zuurstof voorzien, de planten ons eten schenken, de zon ons licht brengt iedere dag, zo draagt ieder mens ook een essentie met zich mee die hij kan geven aan een ander. Misschien een inzicht, misschien een helpende hand, misschien een kritische vraag die de ander verder brengt, en dan zonder verlangen om daar voor betaald te worden, zonder verlangen voor een tegenprestatie, zonder verlangen naar erkenning maar simpelweg omdat de natuur een samenspel is van geven en ontvangen en wij nu eenmaal zelf natuur zijn en we dus kunnen geven en ontvangen zonder dat we daarmee ook maar enig verlangen hoeven te stillen.

Onbaatzuchtig geven en ons verbinden met de wereld om ons heen. Zoals de bomen ons eigenlijk zo eenvoudig voorleven. Misschien wordt het tijd om onze ogen te openen, het verlangen naast ons neer te leggen en in 2019 een begin te maken met The Art of Giving. Voor inspiratie hoeven we niet ver van huis. De boom op de hoek van de straat leeft het je voor.

Ik wens iedereen een liefdevol, inspirerend en verbindend 2019 toe!