Ik ben al enige tijd bezig met een nieuwe roman. De roman groeit gestaag. Steeds als ik de ruimte en tijd heb om in de woorden te duiken, word ik aangeraakt door het mysterie van creatie. Het verhaal voltrekt zich onder mijn handen zonder dat ik daadwerkelijk iets doe. Ik laat het ontstaan. Het enige dat ik werkelijk moet doen is tijd en ruimte geven om het te laten groeien. Veel lezers vragen aan mij:  hoe doe je dat?

Een verhaal in wording
Dat is een vraag waar ik altijd een eenvoudig antwoord op heb. Ik doe het gewoon. Het is niet een vraag wanneer of hoe ik het doe. Nee, ik doe het gewoon. Ik maak tijd vrij, ik reserveer dagen in mijn agenda zodat ik naast het lesgeven aan de universiteit, de meditaties in Het Nationaal Park De Hoge Veluewe, de zorg voor mijn dochters en sinds kort ook voor mijn ouder wordende ouders, dagen overhoud om datgene te doen wat ik het liefste doe: een verhaal creëren, een verhaal wakker kussen met mijn vingers die over het toetsenbord dansen. Het is voor mij als een in- en uitademing van levenskracht: mezelf verbinden met een verhaal in wording, een verhaal dat groeit, dat leeft, dat borrelt dat gehoord wil worden en in taal wil worden omgezet.

Dat klinkt misschien wat vaag of mysterieus maar is het eigenlijk niet. Misschien is het wel hetzelfde als het verlangen van kinderen om te spelen. Om van een berg zand een kasteel te maken of een taart of een huis of een zee of om een leeg wit vel papier voor zich neer te leggen en met kleurpotloden een wereld te toveren, een wereld die er eerst niet was maar al tekenend een wereld wordt die bestaat, een huis, een boom, een boot, een berg, een rivier en om zich er daarna volledig in te verliezen. Als kinderen niet tot spel of creatie zouden komen, wat zouden kinderen dan zijn of doen? Het is het spel dat ze zelf creëren dat hen blijdschap geeft, verwondering over hun eigen mogelijkheden om van ‘niets’  ‘iets’  te maken.

Het niets, de leegte, de ruimte
Het is misschien juist ook dat ‘niets’ dat aanzet tot creatie en daarmee is het ‘niets’ eigenlijk altijd ‘iets’, er is  een sprank, een vonkje, een ingeving dat de eerste pennenstreek op het witte vel zet, de eerste hand in de zandbak doet steken of in mijn geval het eerste woord op het scherm van mijn laptop doet verschijnen. En dan volgt de weg van zelf. De weg van de creatie.

Dat een dergelijke creatie alleen aan mensen met een creatief beroep is voorbehouden is een grove misvatting.  We herbergen allemaal de mogelijkheid tot creatie in onszelf. In ieder van ons is dat spelende kind nog aanwezig. De vraag is alleen of we nog kunnen en durven luisteren naar de stem van de creatie. Want bij een creatie weten we immers niet wat het resultaat zal zijn, we tasten in het duister als we aan het begin staan, we zien niets, er is alleen maar ruimte. We hebben geen idee waar de eerste zin van een roman ons naar toe zal leiden of wat een keus om het leven anders vorm te geven zal brengen.

Tegelijkertijd heeft het niet-weten ook een ongekende kracht in zich. Juist ja: de kracht van creatie. Als we zouden weten zouden we wellicht niet meer creëren. Maar we weten het niet, we zoeken een weg door het leven en trachten het vorm te geven zoals we denken dat het vorm gegeven zou moeten worden. Als we de moed zouden hebben om in het niet-weten te duiken, komt er een ruimte vrij, een lege ruimte waar alles mogelijk is en alles zich zou kunnen ontvouwen. Een ruimte zoals een leeg vel papier waarop een schitterende tekening te voorschijn kan komen of een berg met zand waaruit een zandkasteel zou kunnen ontstaan.

Van leegte naar creatie
Het is de kunst die ruimte van leegtezijn en niets zonder angst aan te kijken en er misschien zelfs in te duiken om dan te ontdekken dat er vanzelf een ingeving komt, een idee of een gedachte die je aanzet tot handelen, tot een creatie. Zonder dat je al een eindpunt dient te formuleren of vast te stellen. Door je duik in de leegte ontdek je misschien iets dat je aandacht wilt geven en terwijl je het aandacht geeft, groeit het, en kijk je zelf misschien na verloop van tijd verwonderd naar wat er zoal ontstaat. Als we het lineaire denken waarin er altijd een begin en eindpunt dient te zijn, los durven laten en in de leegte duiken…wie weet welke ontdekkingen en creaties er dan nog op de mensheid liggen te wachten.

Als lezers aan mij vragen hoe ik in hemelsnaam een roman kan schrijven, moet ik wellicht geen antwoord meer geven maar  maar vragen hoe zij het zelf doen. Hoe zij zelf het vuur van de creatie warm houden en er voor zorgen dat ze nog altijd genieten van wat hun handen creëren, wat hun gedachten tot stand brengen of wat ze tot stand zouden willen brengen als ze kracht van creatie in zichzelf aan zouden boren.

Wie weet welke zandkastelen, schilderijen, beelden, romans, ontwerpen voor bruggen, voertuigen, oplossingen voor wereldproblemen, nieuwe medicijnen etc. er nog in ons verscholen liggen.

Het was me wat. De Culturele Stichting voor Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) dacht een eigentijds onderwerp aan de orde te stellen met de boekenweek 2019 maar bleek met de bewoording en keuze van schrijvers een gevoelige snaar te raken. De ophef verbaasde het CPNB, en die verbazing deed mij op mijn beurt de wenkbrauwen fronsen.

Wat was het geval? Het thema van de boekenweek 2019 luidt: De Moeder De Vrouw. Daarmee wilde CPNB eigenlijk vooral het thema moederschap op de agenda zetten, maar met deze woordkeus vergat zij en passant even dat de combinatie van  de woorden De Moeder De vrouw allerlei beelden oproept over  de identiteit van de vrouw. Daarbij kwam dat het CPNB koos voor een gedicht van Martinus Nijhoff uit de jaren ’50 om het thema verder te duiden. Een prachtig gedicht weliswaar, maar niet een gedicht waarmee het eigentijdse moederschap van betekenis wordt voorzien. En als klap op de vuur pijl bleek het CPNB twee mannen uitgenodigd te hebben om over dit thema te schrijven.

Onbegrijpelijk. Ik uitte mijn ongenoegen in niet mis te verstane taal in De Volkskrant waar ik zelfs opriep tot een boycot van de boekenweek. Misschien niet het meest slimme om te doen voor een schrijver die leeft van de verkoop van het boek maar in dit geval stond bij mij de bewustwording ten aanzien van taalgebruik hoger in het vaandel dan de verkoop van een boek.

CPNB: wiens schuld is het?

Meerdere schrijvers met kritiek volgden, volgens de CPNB directeur was het mede mij te verwijten dat er überhaupt ophef ontstond. Wat denk ik voortkwam uit zijn behoefte om een schuldige aan te wijzen in plaats van eens goed te kijken naar de keus die het CPNB zelf had gemaakt. Er kwam namelijk al snel een petitie in het NRC (eveneens door mij ondertekend) van bijna driehonderd mannelijke en vrouwelijke schrijvers.  Een gesprek met CPNB volgde. Een paar weken geleden maakte het CPNB bekend dat er vanaf nu een gelijke verdeling van mannelijke en vrouwelijke boekenweek schrijvers zal zijn. En voor de boekenweek 2019 wordt een vrouwelijke dichteres uitgenodigd om haar perspectief op het thema De Moeder De Vrouw te werpen zodat niet alleen de mannelijke stem ten aanzien van dit thema wordt gehoord.

Taal en werkelijkheid: een voortdurende wisselwerking
Een constructieve compromis. Zeker. En een mooie oogst voor de toekomst. Maar wat ik nog altijd mis is het besef van het CPNB dat zij met het gebruik van woorden en woordkeus een bepaald discours rondom het thema hebben neergezet en nog altijd niet willen inzien dat zij hiermee geen bevrijdend en eigentijds beeld van vrouwelijke identiteit neerzetten maar eerder een beperkend en uitsluitend perspectief.

Iedereen die zich enigszins verdiept in de kracht van het woord had beter kunnen weten. Sinds de Sapir-Whorf-hypothese uit 1958 mogen we er immers vanuit gaan dat de specifieke taal die we spreken en schrijven invloed heeft op hoe we denken over de werkelijkheid en dus vervolgens ook hoe we acteren in die werkelijkheid. De taal is niet onschuldig, de taal die we gebruiken herbergt vooronderstellingen, beelden en aannames over de werkelijkheid waarin we leven en reproduceert die iedere keer als we een bepaalde taal gebruiken. Het bewust gebruiken van taal en woordkeus doen we natuurlijk niet elke dag, maar zo nu en dan erbij stil staan, zou ons bewust kunnen maken van oude normen en waarden die we nog altijd in de taal in stand houden.

Begrijp me goed: als het thema in een titel als Moederliefde was vervat had u mij niet gehoord. Het gaat mij om de combinatie van de twee woorden ‘De moeder de vrouw’ die problematisch is, die de suggestie wekt dat de vrouw te identificeren is met het moederschap. Waarmee ik niet wil zeggen dat moeder zijn iets negatiefs is, in tegendeel – ik breng met veel liefde en passie drie dochters groot. Ik schreef zelfs een roman over moederliefde (Noem het liefde 2010 Uitg Querido) waarin ik het moederschap bejubel maar tegelijkertijd ook de dilemma’s waar hedendaagse moeders mee geconfronteerd worden aan de kaak stel-  maar het is niet het enige wat vrouwen zijn of willen zijn.

Het debat over het Boekenweek thema toont maar weer eens hoezeer het denken over identiteit nog lang niet is uitgekristalliseerd. En hoe we nog altijd zoeken naar woorden om op een juiste manier over identiteiten te spreken en schrijven. Het lijkt er soms op alsof we opgesloten zitten in dualiteiten en polarisaties wanneer het identiteiten betreft in plaats van dat we veelzijdigheid, meerstemmigheid en openheid in het discours omarmen.

Denkkader verruimen
Misschien moeten we om ons eigen denkkader te verruimen en vanzelfsprekendheden in onze taal aan de orde te stellen ons licht eens opsteken bij het volk de Yoruba waar de sociologe Oyèrónké Oyèwùmí over schrijft. De Yoruba hebben een gender neutrale taal. Het woord vrouw of man bestaat niet, de mensen hebben een vloeiende identiteit. Het is een taal waarin iedereen zichzelf kan zijn, ongeacht of diegene zich man, vrouw of iets daartussen voelt.

Wellicht dat deze taal inspireert om de muren van het Westerse hokjes denken als het gaat om identiteit af te breken. En dan niet alleen ten aanzien van man/vrouw maar ook oud/jong, christen/moslim/atheïst, zwart/wit, homo/hetero enzovoorts. Opdat de woorden die we gebruiken om over de ander te spreken de ander niet opsluit in beelden maar juist steeds verder vrij maakt en de mens de mogelijkheid geeft te mogen zijn wie hij of zij wil zijn opdat de ander die we tegenover ons vinden ons niet beperkt maar juist vrijheid en ruimte schenkt.

Nieuwe woorden dromen, een weg naar vrijheid

Ik wens mijn dochters toe dat zij in een wereld groot mogen worden waarin ze de vrijheid hebben om te bepalen wie zij willen zijn, dat zij die vrijheid aan een ander schenken maar dat die vrijheid hen ook door de ander wordt gegeven. Niet alleen in daden maar uiteindelijk ook in woorden, in de taal die we gebruiken om over mensen te spreken en schrijven.

Misschien een idealistisch beeld, maar zonder idealen en droombeelden ontstaat er geen vernieuwing en verandering. Wie nieuwe woorden durft te dromen, kan niet alleen zichzelf maar ook de ander bevrijden en zo nieuwe wegen en mogelijkheden van het menselijke zijn ontdekken. Ik wens iedereen mooie dromen toe!