Soms is schrijven wachten, wachten op het ene juiste woord, of die ene zin die precies duidt waar het je om te doen is. Schrijven is dan niets doen, naar buiten staren, de zon zien schijnen, de vogels horen fluiten, de boom waarnemen met de knoppen die straks open zullen springen en hun bloemenpracht tonen.

Of zoals de kunstenaar Karel Appel ooit zei in een interview: ‘Het meeste van mijn tijd doe ik niets en zit ik te wachten’.

Geduldig wachten weliswaar, want ontstaat er ongeduld, dan ontstaat er frustratie en in frustratie dient het verhaal (of het kunstwerk) zich niet aan, dan willen de woorden niet komen omdat het denken dan gaat overheersen. Hoewel schrijven uit het denken voortkomt is het schrijven zelf eigenlijk geen denken, het is meer iets dat je toevalt, iets dat gebeurt, uit zichzelf, iets dat je overkomt.

Misschien geldt dat eigenlijk, zo denk ik de laatste tijd steeds vaker, wel voor het hele leven. Om werkelijk te leven, is het van belang om je open te stellen voor het leven zelf. Net zoals Karel Appel wel moet wachten op inspiratie om zijn kunstwerk te kunnen scheppen.

Juist dat openstellen voor het leven zelf of anders gezegd het wachten op iets waarvan je niet weet wat het is, is in de moderne tijd geen eenvoudige opgave. Wachten heeft een negatieve associatie gekregen. Het wordt ervaren als een vertraging van hetgeen we willen bereiken. Het leven is kort, zo lijkt de veronderstelling te zijn die daaraan ten grondslag ligt, dus dienen we zoveel mogelijk in zo weinig mogelijk tijd te plannen. Wachten op iets waarvan je nog niet eens zou weten wat het zou kunnen zijn, is tijdsverspilling.

De populaire ‘bucketlisten’ zijn hier een goed voorbeeld van. Iemand die ‘echt’ heeft geleefd, heeft niet gewacht op het leven zelf maar heeft zijn ‘bucket list’ afgestreept. Nu stelt niet iedereen een bucketlist op, maar al de ‘to do’ lijstjes zijn eigenlijk mini-varianten van de bucketlist. Er moet voortdurend van alles worden gedaan. En daar zijn we zo druk mee dat we eigenlijk helemaal niet meer met een lege ruimte om kunnen gaan.

Tijdens het wachten op de trein, op een vriend in een café of thuis op de bank graaien we al snel naar de mobiele telefoon om wat afleiding te zoeken. Eigenlijk zijn we verslaafd aan een leven vol indrukken, activiteiten en bezigheden. Maar moet er wel van alles gedaan worden om werkelijk tot leven te komen? Maakt het afstrepen van bucketlisten de mens werkelijk gelukkig? Waarom zijn we zo bang voor het ‘niets’ doen?

In het schrijven kom ik de angst voor de leegte ook tegen. Wat als het verhaal niet komt, wat als de woorden zich niet aandienen? Wat dan? Toch openbaart zich een zee aan ruimte als ik niet onmiddellijk voor die angst wegren door hem te bestrijden met onzinnige woorden en verhalen maar hem juist durf aan te kijken met rechte rug, recht in de ogen en dan langzaam de angst te worden, de angst voor de leegte te zijn en dan – hoe vreemd ook- te ervaren dat hij verdwijnt.

Want het is niets, die angst, het is een idee. Het idee dat je iets moet doen om tot creatie te komen. En dan openbaart zich de ruimte en vrijheid achter de angst, een ruimte waarin resultaat niet telt, een ruimte om tot leven te komen, een ruimte waar het verhaal zichzelf schrijft. Dan is het wachten niet een wachten op iets, maar een wachten op de opening naar de creatie, naar het scheppend vermogen van het leven zelf.

Misschien ligt er in het wachten wel een gunst verscholen, een gunst van het leven. En misschien geldt dit niet alleen voor het scheppen van kunst maar ook voor het leven zelf. Dient het echte leven zich niet aan in het afstrepen van bucketlisten maar juist op onverwachte momenten waarin je eigenlijk bezig bent met niets.

Sinds kort pas ik de kwaliteit van het wachten niet alleen toe in de kunst van het schrijven maar ook in het leven van alledag. En ik ervaar meer en meer hoe daardoor openingen ontstaan waarin ik niet probeer het leven te sturen, maar waar het leven als vanzelf naar mij toe komt, zoals een appel aan de boom nu nog in de knop van de winterse tak verscholen zit maar straks zonder plan of doel een bloem wordt.

Mooi interview in de Thomas More door journalist en redacteur van KRO-RKK Christian van der Heijden. Ook te lezen op www.thomasmore.nl bij de recente nieuwsbrieven.

In oorlog en dan? Een kleine weg uit de angst

Ik weet niet hoe het u de afgelopen weken is vergaan. Maar ik vond de afgelopen weken niet de meest rustige uit mijn leven. Voor het eerst heb ik ervaren hoe geweld en terreur niet buiten de grenzen van mijn huis en land blijft, maar hoe het ook binnen kan dringen, de grens over, mijn voordeur door, mijn huis in, mijn hart in.

En hoezeer ik ook weet dat het precies dat is wat degenen die het geweld veroorzaken proberen te bewerkstelligen, het helpt niet. Hoezeer ik ook besef dat het aantal slachtoffers dat in Europa is gevallen niet in verhouding staat met de hoeveelheid slachtoffers in andere landen, het helpt niet. Er hangt iets dreigends in de lucht als de kranten dagen en dagen lang zich vullen met informatie over terreur, als de scholen in Brussel een aantal dagen gesloten blijven en als de minister-president vaststelt dat het land in oorlog is.

In eerste instantie voelde ik afkeer van de situatie. Ik wil niet in een land wonen dat in oorlog is. Ik voelde me klein en nietig. Na een paar dagen besloot ik het roer om te gooien, ik wil geen slachtoffer zijn in een groot verhaal. Ik besloot de oorlog te omarmen en het nader te onderzoeken.


Guernica, Pablo Picasso (1937)

Het woord  ‘oorlog’  roept in eerste instantie allerlei beelden op van strijd, gevecht en menselijk leed. Maar de Dikke van Dale biedt in de beschrijving van de herkomst van het woord een ander perspectief. Het woord oorlog is terug te herleiden tot de vermenging van twee woorden, waarvan het ene ‘ontbinding van een overeenkomst’ en het andere ‘noodlot als wat voor de mens is weggelegd’ betekent. In het  OudNoors betekende het woord Ørlog ook noodlot.

Oorlog is vanuit deze definitie eigenlijk niet meer en niet minder dan een verstoring van het dagelijks leven, van het leven dat je gewend bent te leiden. En er zit ook iets van een lotsbestemming in. We weten niet wat er gebeurt, het overkomt ons, het is ons lot.

Door het woord oorlog niet als strijd of gevecht te zien maar als een lotsbestemming krijgt oorlog een andere lading. Het wordt op een vreemde manier minder gewelddadig omdat er geen strijd of gevecht aan te pas komt. Het is dan de kunst om te zijn met wat er is en daarin vrede te vinden. Zoals we veel vaker in ons leven een ‘verstoring’ krijgen en hiermee om moeten leren gaan.

Dit betekent niet dat we de oorlog en het gevecht simpelweg moeten accepteren maar om het te transformeren moeten we er eerst mee samenvallen zodat we van daaruit een verandering in gang kunnen zetten en ons misschien af kunnen vragen wat we zelf kunnen doen in deze ‘lotsbestemming’ of ‘ordeverstoring’.

Ik moest denken aan Krisnamurti (1895-1986), een denker die alle spirituele en religieuze dogma’s verwierp en op zoek ging naar de bevrijding van de mens om zo bevrijd en in liefde met zichzelf en anderen te kunnen zijn en leven. Hij schrijft dat willen we zonder geweld en conflict leven we eerst in onszelf het geweld en het conflict dienen te zien en er mee samen te vallen. Als we in staat zijn te leven met wat is in onszelf – dus niet voortdurend een ander leven willen, nog meer verlangen of ontevreden zijn over een baan, kinderen, man of vrouw- dan spiegelen we de vrede ook naar buiten, dan kunnen we leven door te zijn met wat is. Dat zal zeker niet gemakkelijk zijn.

En ik heb ook geen idee of ik daar toe in staat ben, misschien neem ik ook wel de wapens ter hand als mijn kinderen bedreigd worden. Ik weet wel dat de nood waaruit de strijders handelen, ja juist degenen die de terreurdaden hebben uitgevoerd, groot is.

Wie in hemelsnaam is zo verbolgen over het leven dat hij of zij het leven van anderen wil vernietigen? Wie heeft het perspectief op een liefdevol leven zo verloren dat hij of zij in staat is zichzelf met bomgordels om te hangen en angst te zaaien? Deze mensen zien geen perspectief meer, deze mensen hebben de hoop op liefde en humaniteit in deze wereld verloren, zo ernstig verloren dat zij zich verliezen in een verlangen naar het leven na de dood, zonder te beseffen dat het leven, het hiernamaals voortdurend hier is. In het hier en nu.

Door oorlog niet te zien als een strijd die met strijd gepareerd dient te worden maar als een lotsbestemming, komt er meer ruimte om de uitzichtloosheid en de pijn van deze jongeren -want het zijn vaak jongeren- te zien, te ervaren en misschien ook om te buigen in een ander perspectief, in een hoop dat het leven hier op aarde in deze wereld wel de moeite waard is.

Daarvoor kunnen we, aldus Krishnamurti, eigenlijk niets anders doen dan aan onszelf de vraag stellen in hoeverre we zelf bereid zijn het verlangen naar anders, naar een betere wereld los te laten. Pas als we kunnen samenvallen met wat er is, kunnen we zien wat er is, en kunnen we ons humaan en liefdevol opstellen. Zelfs naar onze vijand toe.

Liefde is uiteindelijk het enige echte antwoord op de angst en oorlog. Dus niet de angst bevechten met afkeer en misschien zelfs wel haat, nee door de angst te zien, te voelen, te omarmen en dan te voelen en te ervaren hoe hij langzaam verdwijnt. Omdat er slechts angst is voor wat zou kunnen gebeuren en niet voor wat is, voor wat er altijd is. Het hier en nu, de liefde voor het leven.

Misschien klinkt dit hoogdravend of staat het erg ver van u af, maar ik zou zeggen probeer het eens, probeer eens niet met een angstige blik maar met een blik van liefde naar de wereld om u heen te kijken. En de liefde in ieder ander mens proberen aan te wakkeren. Dus niet de angst en daarmee de haat zaaien in gesprekken tijdens de borrel, de koffie of lunch maar proberen de liefde voor jezelf en de ander leven in te blazen. Of zoals voormalig Jihad strijder Iyad el-Baghdadi die zich nu richt op bestrijding van het extremisme onlangs in een interview in Trouw zei: ‘Liefde is het enige echte antwoord op de terreur.’

Recensieweb over Daan en Olivia:

Beitske Bouwman weet precies het midden te kiezen tussen een weelderig taalgebruik en een rechttoe rechtaan stijl. Ze laat zien dat liefde iets onbegrijpelijks en overweldigends kan zijn, iets waarover je geen controle hebt en waar je de kriebels van krijgt.

Een mooie recensie over Daan en Olivia in het Nederlands Dagblad van Hans Ester:

‘Subtiel en knap worden de relaties tussen jeugdervaringen en het actuele verlangen van Daan naar de zee gelegd. Olivia krijgt indrukwekkende menselijke trekken in de terugblik op haar weigering om een jonge meisje te opereren (…). Het slot van de novelle is in meer dan een opzicht verrassend en mag hier niet worden weggegeven. Daan en Olivia is een waardevolle novelle.’